Categorie archief: Blog

Hoefrot & functies van de straal

Een regelmatig voorkomende aandoening van de hoornschoen is hoefrot, ook wel rotstraal genoemd . Zoals de naam al zegt , bevind de aandoening zich in hoofdzaak tot de straalhoorn. Een van de oorzaken is een vieze natte stalvloerbedekking waar verval van de straalhoorn optreed , door verweking en rotting. Ook kan te weinig beweging (minder hoefmechanisme en dus minder doorbloeding in de hoef) , verkeerde voeding (kuil) en slecht hoefonderhoud mede een oorzaak zijn van rotstraal. Symptonen van rotstraal zijn gemakkelijk te herkennen aan een zachte weke straal waar stukken los zitten. De middelste straalgroeve kan diep en erg gevoelig zijn. In een wat verder gevorderd stadium kan er stinkend vocht uit de straal komen

Behandeling door een hoefsmid is verwijdering van het aangetaste hoornweefsel. Ontsmetten met straalreiniger / betadine(shampoo) . Behandeling met Egyptische zalf of homeopatisch oregano / teatree olie. Als eigenaar zijn er ook aantal zaken die je kan doen om rotstraal te voorkomen en mee te helpen bij een voorspoedige genezing. Voldoende beweging en de stalomstandigheden verbeteren waar je paard zo goed als droog staat is heel belangrijk. De eerste paar weken na het verwijderen van het aangetaste hoornweefsel de straal dagelijks schoonmaken en 3 a 4 x per week behandelen met Egyptische zalf.

Hierbij geef ik in dit artikel ook 5 functies van de straal en waarom het dus van groot belang is altijd een gezonde straal in alle hoeven te willen hebben. De stralen in het wild zijn minimaal 1/3e deel van de hele hoef! Ze hebben dikke stralen, groot, stevig, hartvormig en sterk. Ze landen met hun stralen op de grond bij het lopen.

De straal zorgt voor het rondpompen van het bloed wat zeer belangrijk is voor het hoefmechanisme! Als een straal zijn werk niet goed kan doen kan de bloedsomloop stagneren en er kan rotstraal ontstaan. De doorbloeding die voor een groot deel via de straal gebeurt, zorgt voor de juiste temperatuur in de hoef en onderbeen én zorgt voor aanvoer van goede stoffen, afvoer van afvalstoffen, wat genezing bevordert.

De straal is tevens gebouwd ter ondersteuning van het hoefbeentje. Als de straal niet meer meedoet of te veel wordt weggesneden heeft het hoefbeentje geen ondersteuning meer. Het hoefbeentje kan kantelen of zakken en dit gebeurt nog sneller in combinatie met hoefbevangenheid.

De straal is gemaakt om schokken te kunnen absorberen. Is de straal te klein ,smal en te week van structuur mist het been zijn belangrijkste schokbreker! Met als gevolg dat de gewrichten in het been grotere schokken krijgen te absorberen.

Met de straal kan het paard door middel van druksensoren de ondergrond aanvoelen, dit is wetenschappelijk bewezen. Als het paard niet met de straal de grond kan raken, kan hij niet  voelen en dus niet voorkomen dat hij uitglijdt of aanvoelen of hij voorzichtig moet doen

De straal zorgt er ook voor dat het paard minder snel uit kan glijden. Deze antislip functie, voorkomt dat ze uitglijden op gladde ondergronden.

Hoefbevangenheid

Hoefbevangenheid is een ontsteking van de hoeflederhuid waarbij de lamellen tussen de voorzijde van het hoefbeen en de hoefwand kunnen loslaten. Het hoefbeen is bij een gezonde hoef met deze lamellen verbonden met de hoornschoen. Het hoefbeen hangt hierbij als het ware in de hoornschoen. In zeer ernstige gevallen is het hoefbeen gekanteld of gezakt en kan het hoefbeen aan de onderkant door de zool naar buiten komen. De ziekte komt meestal voor aan de voorbenen of alle 4 de hoeven en maar zelden alléén aan de achterhoeven. Vooral paarden en pony’s van het sobere ras zoals shetlanders, IJslanders, Fjorden, Halflingers, Tinker en Friese paarden zijn meer gevoelig voor hoefbevangenheid omdat ze makkelijker hun gewicht kunnen behouden met relatief weinig voeding.

Een hoefbevangen paard toont erg veel pijn te hebben en leunt achterover op zijn voorbenen en wil niet op zijn tenen staan. Je ziet dan ook dat het paard zijn achterbenen ver onder het lichaam heeft gebracht. Het paard rolt niet meer zijn hoef over de toon af en je ziet een hoornschoon met duidelijk dikkere groeiringen. Er ontstaat een verbreding en/of structuurverlies v/d witte lijn waarbij een minder rechte hoefwand en waarbij meer “flares” te zien zijn. Vaak is er bij hoefbevangenheid een versnelde hoefgroei door stoornissen in de voeding en groei van de weefsels. De hoefwand voelt erg warm aan en op de kogel zijn de arteriën die de hoef van bloed voorzien duidelijk voelbaar kloppend.

Hieronder beschrijf ik de meest voorkomende oorzaken van hoefbevangenheid.

Een belangrijke oorzaak van hoefbevangenheid is een te hoog gehalte van fructose in het weidegras. Tot een aantal jaar geleden werd gedacht dat de eiwitten in het weidegras de oorzaak was maar die theorie is al achterhaald. Fructose is een koolhydraat en veroorzaakt een sterke ontregeling van de stofwisseling van het paard. Vooral in het voorjaar en laat in de herfst is het fructaangehalte in het weidegras erg hoog. Dit komt omdat het weidegras bij veel zonneschijn en lage temperaturen meer fructose aanmaakt dan dat er wordt verbruikt. Bij lage temperaturen kan het weidegras niet groeien en slaat het de fructose als voorraad op.

Stress kan een mede oorzaak zijn maar niet de hoofdoorzaak, het zou de druppel kunnen zijn bij een paard die al tegen bevangenheid aan zit. Stress als gevolg van verhuizen naar een andere stal of nieuwe eigenaar. Bij stress worden de bijnieren gestimuleerd meer cortisol te maken, wat het proces gluconeogenese stimuleert. Hierbij wordt  glucose aangemaakt uit niet-koolhydraat bronnen ,waardoor de bloedsuikerspiegel stijgt.

EMS (Equine Metabolic Syndrome) is een hormonale stoornis met als kenmerken insulineresistentie, zwaarlijvigheid meestal zichtbaar in de nek, vetzucht en hoefbevangenheid. Mogelijke oorzaken kunnen door erfelijke aanleg zijn,te veel fructose en granen en te weinig lichaamsbeweging.  Door een te hoge bloedsuikerspiegel wordt er meer insuline aangemaakt wat zorgt voor de opname van glucose door de cellen.Wanneer het lichaam meer insuline aanmaakt worden de receptoren in de cellen minder gevoelig voor insuline met als gevolg insulineresistentie. Deze verstoring kan giftige stoffen veroorzaken en resulteren in hoefbevangenheid.

Overbelasting door lange ritten te maken op harde wegen of langdurig staan op harde bodem

De ziekte van Cushing bij een paard ontstaat meestal door een goedaardige tumor in de hypofyse van de hersenen. Deze tumor zorgt voor een verhoogde uitscheiding van corticoïden door de bijnieren. Het stress-hormoon cortisol verhoogt de bloedsuikerspiegel, onderdrukt het immuunsysteem en heeft een ontstekingsremmende werking. Vaak komt deze ziekte bij oudere paarden voor. Naast uiterlijke symptonen zoals lang krullend haar, veel drinken, vetbultjes boven de ogen, gwichtsproblemen en terugvallen in bespiering zijn er hormoontesten die of je paard ziekte van Cushing heeft

Een andere oorzaak van hoefbevangenheid is als het paard van de een op andere dag ingrijpende verandering krijgt in zijn rantsoen en ineens heel veel krachtvoer krijgt.

Ook medicijngebruik (corticosteroïden) kan een veelvoorkomende medeoorzaak zijn van hoefbevangenheid.

Een ontstekingsproces elders in het lichaam zoals  baarmoederontsteking kan ook de hoefbevangenheid veroorzaken. Als er na een bevalling de nageboorte niet goed afkomt of  bij verwerping resten van het dode veulen of nageboorte in de baarmoeder achterblijven, kan een baarmoederontsteking ontstaan. Bij een acute baarmoederontsteking is het gevaar dat de merrie hoefbevangen raakt. Er komen endotoxinen vrij die via de ontstoken baarmoeder in de bloedbaan terecht komen. Endotoxinen zijn giftige stoffen en  hebben meerdere schadelijke effecten waaronder het ontstaan van hoefbevangenheid.

Wat je zelf kan doen als je paard hoefbevangen is of je hebt enigszins een vermoeden dat je paard hoefbevangen is;  stop direct met alle vorm van voer, behalve goed hooi. Hij mag absoluut geen gras meer consumeren en geef hem ook géén wortels, suikerklontjes, muesli etc. .Haal je paard direct van het gras en zet je paard in een paddock waar hij wel wat aan beweging heeft als hij wilt lopen. Geef je paard voldoende water . Neem direct contact op met je hoefsmid (liefst voordat je dierenarts eventueel een pijnstiller gegeven heeft). Zo kan de hoefsmid beter bepalen hoe ernstig de situatie is. In een later stadium als het paard bekapt/beslagen wordt kan een pijnstiller wel wenselijk zijn. Als je paard één voorhoef opgetild heeft kan je je voorstellen dat al het gewicht op die andere voet komt.

 

Hoefbalans

Een correcte balans in je paard staat direct in verbinding met een juiste hoefbalans. Je kan je wel voorstellen dat bij incorrecte hoefbalans je paard de hoeven nog schever gaat afslijten en niet meer optimaal kan bewegen. Doordat je paard dit ongemak nog tijdelijk probeert op te lossen door te compenseren, om pijn en kreupelheid te voorkomen, wordt het hele lichaam scheef belast. Dit overcompenseren resulteert uiteindelijk in overbelasting en kreupelheid.

We hebben een mediale laterale balans en een dorsale palmaire balans. Bij de mediale laterale balans kijken we naar de lengte en hoogte in de hoefwand van de mediale (binnenzijde) en de laterale (buitenzijde) van de hoef. Hebben we het over de dorsale palmaire balans dan kijken we naar de dorsale (voorzijde hoef richting de toon) en palmaire zijde (achterzijde hoef richting de hielen).Een incorrecte hoefbalans veroorzaakt ook dat de zool zijn parallelle verhouding met het hoefbeen verliest. zo ontstaat er ook verkeerde belasting in gewrichten pezen ligamenten en gaan spieren vastzitten. Er kunnen verschillende oorzaken zijn bij het ontstaan van incorrecte hoefbalans. Afwijkende beenstanden. verkeerde bodem of te weinig variatie in ondergrond waar het paard staat, te weinig of te veel slijtage van de hoef , verkeerde voeding en verkeerde of onregelmatige bekapping (een paar millimeter kan al het verschil maken).

Bij een juiste hoefbalans, zorgt het juiste afrolpunt ervoor dat de voor- en achterhoeven elkaar niet verstoren in de beweging. De voet moet snel genoeg weer kunnen vertrekken van de grond.  Het wilde paard heeft een ronde, kortere teen, omdat de teen dagelijks afslijt houdt hij zijn afrolpunt op de perfecte  plaats. We streven in het draagvlak naar een 50/50 verhouding. Hieronder zie je een voorbeeld van een hoef die te lange tenen heeft en hoe een hoef normaal hoort te zijn. W= (breedste gedeelte v/d hoef)

distorted-normal scannen0010

In deze afbeeldingen kan je goed zien dat bij een normale hoef het draagvlak vanaf het breedste gedeelte van de hoef naar de hielen toe groter is dan draagvlak aan voorzijde. Als het draagvlak aan de achterzijde groter is dan aan de voorzijde dan betekent dat dat er weinig of helemaal geen vervorming is en een goede dorsale palmaire balans in de hoef is. Bij distorted is duidelijk zichtbaar dat er sprake is van hoefvervorming bij de verzenen en bij de toon. Door zo’n hoef op de juiste manier te bekappen kan je deze verhouding in de hoef weer verbeteren. Met een regelmatige bekapping (6 tot 9 weken) kunnen hoefvervormingen worden beperkt. Elk paard is weer verschillend en verdient maatwerk voor zijn of haar situatie

Hoeflanding

Als je goed kijkt naar hoe een paard beweegt en hoe zijn hoeflanding is kan je zien of het paard makkelijk de hoeven afrolt of dat het wat moeizamer gaat als normaal. Om nauwkeurig te kunnen bepalen waar het juiste afrolpunt in de hoef moet zitten meet ik volgens uitgebreide ELPO richtlijnen de hoef uit. Zo meet ik waar het breedste gedeelte van de hoef zit, kan ik nauwkeurig bepalen waar zich in de hoef het hoefbeen zich bevindt. Met deze meting bepalen we waar de hoef te lange tenen of hielen heeft en zien we waar er andere delen van de hoef zoals straal steunsels eventueel afwijkingen laten zien.

Afrolpunt wat niet op de juiste plaats zit of is aangebracht veroorzaakt problemen. Paarden met te korte tenen vallen over hun eigen benen en struikelen. Het geeft ook veel pijn omdat er meer druk op het hoefbeen komt.   Als je paard te lange tenen heeft dan duurt het afrollen veel te lang en zie je ook vaak dat ze teenlanding hebben. Hierdoor komt er veel te veel druk op de gewrichten , pezen en ligamenten. Ook komen de achterbenen in de weg te zitten als het voorbeen te laat de grond verlaat, dit wordt ook wel “vangen” genoemd.

Als je kijkt naar de stand van de botten tijdens het moment van gewicht dragen bij het neerzetten van de hoef, waar de ene hoef licht op de hiel landt en de andere hoef op de toon, kun je beter begrijpen hoeveel invloed iedere situatie heeft op het op één lijn houden van de beenderen.

Heelfirts-Toefirst

Linkerplaatje laat een paard zien dat, zoals moeder natuur het bedoeld heeft , eerst met de hiel op de grond  land. Je ziet een perfecte lijn  van de beenderen bij het eerste contact met de grond. Er ontstaat een prima ondersteuning bij het hoefgewricht (hoefbeen,straalbeen en kroonbeen) door het straalkussen en hoefkraakbeen. Het paard kan de hoef nu beter afrollen en dit voorkomt struikelen. De straal maakt met hiellanding ook goed contact met de grond waardoor er goede doorbloeding in de hoef ontstaat.

Rechterplaatje laat een hoef zien die met de toon landt en dus zeer waarschijnlijk ondersteuning mist bij het hoefgewricht. Bij een teenlanding staan de botten niet in één lijn omdat het been niet volledig heeft kunnen strekken.  Als de toon neerkomt hebben het kroonbeen en straalbeen de neiging naar achteren te bewegen. Hierdoor ontstaat meer druk op het straalbeen,wat vervolgens weer zorgt voor meer druk op de diepe buigpees,ophangbanden en sesambanden. Als deze manier van bewegen lange tijd zo doorgaat kan je je voorstellen dat er beschadiging ontstaat van de ophangbanden straalbeentje ,diepe buigpees en uiteindelijk straalbeen zelf.

Hoefmechanisme

Om een beter beeld te krijgen van de biomechanica en functioneren van de hoef ,is het belangrijk om wat concepten te noemen waar al lang over gediscussieerd wordt. Er zijn namelijk verschillende theorieën waar en hoeveel flexibiliteit de hoef heeft. Meest aangenomen theorie is dat er achter in de hoefwand achter het breedste gedeelte in de hoef flexibiliteit zit tijdens neerzetten en gewicht dragen van de hoef. Over hoeveelheid en richting wordt nog gediscussieerd. Sommigen zeggen dat verzenen op het grondoppervlak naar buiten buigen tijdens elke pas en anderen zeggen naar binnen. Eigenlijk zijn beide opties mechanisch gezien mogelijk afhankelijk van of de straal gezond genoeg is en de grond raakt of niet. Indien de verzenen niet te hoog zijn en de straal de grond raakt zullen de verzenen bij elke pas tijdens gewicht dragen iets naar buiten buigen. Als de verzenen te hoog zijn en straal de grond niet raakt dan zullen de verzenen naar binnen buigen. dit komt door de natuurlijke neiging van de verzenen om naar binnen toe te groeien als ze langer worden( zeker als er niet genoeg straal is om de leegte op te vullen). Natural Balance gaat ervan uit dat het naar buiten buigen van de verzenen functioneler is. Gebaseerd op onderzoek en observaties gaan wij ervan uit dat als de hoef en vooral de straal gezond is de meeste beweging naar buiten plaats vindt bij de haarlijn (kroonrand) . De hoefkraakbeenderen spelen een belangrijke rol in het hoefmechanisme. Ze werken als een flexibel bouwwerk om het hoefgewricht heen. Als iets het hoefkraakbeen beïnvloedt heeft dat ook effect op bijna alles om het hoefgewricht. Onderstaand zie je twee illustraties waarbij de afbeeldingen bij A een mechanisme laten zien bij een hoef die licht op de hiel landt, waarbij de verzenen niet veel hoger zijn dan de zool en de straal de grond als eerste raakt. De afbeelding die bij B staan laten een mechanisme zien waarbij de hoef licht op de toon landt. Waarschijnlijk heeft dit paard te hoge verzenen waardoor de straal de grond niet raakt en daardoor verschrompelt de straal. Hierdoor  verliest de straal zijn zeer belangrijke functies waarvoor die bedoeld is.

A hiellanding B toonlanding

A hiellanding
B toonlanding

 

A   Als de hoef de grond raakt maakt de straal als eerste contact met de grond gevolgd door de verzenen. Omdat de straal stevigheid bezit vervormt die opwaarts  het straalkussen . Het straalkussen drukt als een soort ballon de hoefkraakbeenderen naar boven en naar buiten. Door aanhechtingspunten van hoefkraakbeen aan het hoefbeen en kroonbeen, zorgt voor zeer lichte opwaartse beweging en het op zijn plaats houden hiervan.  De haarlijn breid zich op dat moment uit en geeft zo ruimte voor opwaartse beweging van de hoefkraakbeenderen. Straalbeentje wordt optimaal ondersteund door het zachte weefsel en wordt zo op een goede lijn gehouden voor juiste ondersteuning van dynamische gewicht van bovenaf.

Als bij een lichte toonlanding de verzenen naar de grond reiken en het gewicht in de hoef naar beneden drukt dan  zullen de hoefkraakbeenderen naar binnen klappen en de straal zakt omdat er geen tegendruk is van de grond. Al het zachte weefsel wordt naar beneden en naar achteren gedrukt waardoor het straalbeentje en het hele hoefgewricht niet meer ondersteund zijn. Op hetzelfde moment is er inwaartse beweging van de verzenen. Door neerwaartse kracht zal het kroonbeen neiging hebben naar achteren kantelen net als het straalbeen. Hierdoor komt er op de ophangbanden van het straalbeentje en sesambanden en de diepe buigpees enorm veel krachten wat op den duur voor beschadigingen en blessures kan leiden. Ook kan er pijn in en rond de verzenen ontstaan door de inwaartse druk op het levende weefsel.